-
1 inhere
v. inherent zijn, eigen zijn; onvervreemdbaar zijn[ inhiə] -
2 reside
v. wonen, zetelen1 resideren ⇒ wonen, zetelen -
3 rest with
rest with -
4 resign
v. ontslag nemen[ rizzajn]2 afstand doen van een ambt ⇒ aftreden, ontslag nemen, bedanken 〈 voor betrekking〉; opgeven 〈 schaakspel〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 berusten in ⇒ zich schikken in, zich neerleggen bij♦voorbeelden: -
5 megaloblast
n. megaloblast, groot kernhoudend voorstadium v.d. erytrocyt bij ziekten die berusten op gebrek aan vitamine B12 en/of folinezuur
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский